De hulpverlenende instanties, zoals Bureau Jeugdzorg en de Raad van de Kinderbescherming spelen een grote rol in veel gezinnen in de Nederlandse samenleving. Wat dat inhoudt daar kom je pas achter als je er gedwongen of vrijwillig mee in aanraking komt.
Deze hulp stopt wanneer de kinderen achttien jaar oud zijn, ongeacht of de problemen zijn opgelost of niet.
Heeft een overheid het recht om in je persoonlijk leven in te grijpen?
En zo ja, ontslaat haar dat dan van de verantwoordelijkheid die voorvloeit uit een dergelijk ingrijpen?
Onderstaand een artikel uit 2006. In die tijd heb ik naar aanleiding van mijn eigen ervaringen en interviews met hulpverleners werkzaam in deze sector een aantal artikelen geschreven over dit onderwerp en deze tevergeefs bij de reguliere media aangeboden.
Ik was toen nog in de veronderstelling dat men van gemaakte fouten zou willen leren.
Inmiddels heb ik wat meer achtergrond informatie verzameld over het systeem waarin we leven.
——————-
Regelgeving maakt hulpverlening onmenselijk!
Het merendeel van de jongeren/jongvolwassenen, dat op dit moment de crisiscentra en daklozenopvang bevolkt, heeft een langdurige geschiedenis met jeugdhulpverlenende instanties, zoals de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg, achter de rug.
De achtergronden van deze jongeren zijn divers. Velen hebben te maken gehad met een justitiële kinderbeschermingsmaatregel zoals gedwongen uithuisplaatsing (plaatsing in een internaat of bij een pleeggezin) of een zogenaamde O.T.S. (ondertoezichtstelling waarbij een voogd wordt toegewezen).
Voor de wet is men op achttienjarige leeftijd volwassen. Ongeacht of de problemen zijn opgelost stopt op deze leeftijd deze vorm van “hulpverlening”. Tijdens mijn onderzoek ben ik tot de conclusie gekomen dat er op deze groep jongeren totaal geen zicht meer bestaat. Zij zijn een vergeten groep, die worstelen met hun verleden.
Tijdens mijn gesprekken met diverse hulpverleners, werkzaam in de crisisopvang, viel mij de achterdocht op, en daaruit voortvloeiend de onwil om mij te woord te staan. Ik vraag mij af waar deze achterdocht vandaan komt.
Is het de angst voor gebrek aan integriteit van de media (zij zitten natuurlijk in een kwetsbare positie), of komt het door de huidige regelgeving dat de hulpverlener zo star en kortzichtig wordt.
De vraag die bij mij opborrelt is: “Waar stopt de bescherming van de privacy van de cliënt en waar begint de vrije meningsuiting van de hulpverlener”?
Uit mijn gesprekken met toeschietelijker hulpverleners komen de volgende punten sterk naar voren:
Een groot deel van deze jongeren is stuk gelopen op de hulpverlening, daar is men het over eens. Daarvan is er een groep die zich uiteindelijk op eigen kracht redt. Een ander deel heeft het geluk om een hulpverlener (vriend) te treffen met inzicht en vooral genoeg liefde om hen te begeleiden op hun weg naar een betere toekomst. Maar het overgrote deel heeft niet zoveel geluk en zwerft van de ene crisisopvang naar de andere in een uitzichtloze situatie, vaak eindigend in de psychiatrie.
Tevens uit men kritiek op de inhoud van de huidige opleidingen. De opleidingen richten zich vooral op structuur in de opvoeding (begeleiding), en slaan daarbij gevoel, liefde en interactie (aai over de bol, knuffel) over. Deze manier van opleiden creëert afstandelijkheid (beroepsmatig handelen).
Kort samengevat, het ontbreekt aan inzicht en de regelgeving maakt het onmogelijk om gevoelsmatig en intuïtief te handelen. Iets wat toch onontbeerlijk is in menselijk contact!
Wat mij tijdens mijn onderzoek nogal verbaasde is dat er zoveel erg jonge onervaren (leeftijd en ervaring gaan vaak hand in hand maar niet altijd) hulpverleners (leeftijdsgenoten) werkzaam zijn. Het lijkt mij dat je het pad van de levenservaring enigszins doorlopen moet hebben om een baken te kunnen zijn. Er is in onze samenleving lijkt het weinig begrip voor en inzicht in deze problematiek.
Er wordt kritiekloos aangenomen dat de kinderbeschermingsmaatregels de juiste waren. Zo is de tendens ontstaan dat er niet meer naar het verleden wordt gekeken. Ook bij opname in de psychiatrie wordt hier geen notitie meer van genomen. Dossiers van de Raad voor de Kinderbescherming en de rapportages van Bureau Jeugdzorg blijven potdicht. Deze opvatting maakt het ook nog eens onmogelijk om erkenning voor de problemen te krijgen.
Zo blijft een groot stuk van de kern van de problemen onder de tafel. Dit is een zeer frustrerende situatie waar vaak met agressie op wordt gereageerd. Deze jongeren zijn hulpverleningsmoe en schreeuwen om een gelijkwaardige en menselijke benadering!
Ik vraag mij af als je als overheidsinstantie zulke ingrijpende levensbepalende beslissingen neemt zoals uithuisplaatsing, of een ondertoezichtstelling, wanneer word je dan ontslagen van de verantwoordelijkheid!?
De gevolgen van dergelijk ingrijpen beginnen pijnlijk zichtbaar te worden.
Yria Meijer